Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
Verwarmingsgeschiedenis.
Voor de volgende onderwerpen ga naar:
Algemeen:
Iedereen wil er warmpjes bij zitten. Dat was vroeger, vooral in de winter, veel lastiger dan nu. Vooral met een open vuur.Aangenomen mag worden, dat deze manier van verwarmen bestaat sinds de mens het vuur maken heeft uitgevonden en ook wist hoe hij dit weer
moest bedwingen.
Het vuur brandend houden, was een dagtaak. En de kans op brand lag altijd op de loer.
Maar door alle tijden heen heeft dit primitieve vuur zich gehandhaafd, ondanks alle andere uitvindingen op verwarmingsgebied, zij het dan dat
men deze verwarmingsbron wel steeds verder heeft geperfectioneerd.
Dat het ondanks dit vuur in de toenmalige huizen toch nog vaak vochtig en koud was kun je zien op afbeeldingen uit die tijd van
voetenbankjes (zoals hieronder bij de schouw te zien is aan de bank voor het open vuur), stoofjes, tochtgordijnen, beddenpannen (ofwel de voorloper van de huidige warmtekruiken), wandkleden en jute behang.
het subonderwerp "Wandtapijten" van het onderwerp "(Binnen)wandbekledingen algemeen" en
het subonderwerp
"Betengelde en met linnen bespannen wanden" van het onderwerp "Behangwerken" van het onderdeel "wanden - wandafwerking".
En voor de buitenramen waar na de buitendeuren de meeste kou vandaan kwam
het onderwerp "Luiken en blinden (stores)" behorende bij het onderdeel "kozijnen - buitenkozijnen".
Oorspronkelijk bestond de verwarming uit een open vuur, geplaatst in een uitholling in de lemen vloer, in het midden van de gezamelijke verblijfsruimte van vee en mens. Een gat in het dak fungeerde als uitlaat voor de rook.
Het is duidelijk dat dit geen ideale toestand was, niet alleen omdat het vertrek doorrookt werd, maar omdat het vuur in een slecht geventileerde ruimte zoveel zuurstof verbruikte, dat de bewoners daaraan te kort hadden.
Later maakte men in de vloer een dieper (as)gat waardoor er lucht onder het vuur kon komen met als gevolg een beter brandend vuur, waardoor de rook beter opsteeg. De volgende stap in het proces was het verplaatsen van het vuur naar een wand, het afdekken van het asgat met een plaat en het plaatsen van een rookvanger boven het vuur met een verbinding naar het dak. De schoorsteen was geboren.
| ||
het subonderwerp "De ontwikkeling van de schoorsteen" van het onderwerp "Verwarmingsbronnen algemeen" behorende bij dit onderdeel. |
Lange tijd stookte men blokken hout en, nadat men ontdekte dat gedroogd laagveen goed kon branden, ook turf. Omdat deze brandstoffen echter steeds schaarser werden, zocht men naar een methode om zuiniger te kunnen stoken, d.w.z. om met minder brandstof een zelfde hoeveelheid warmte te kunnen opwekken. Hierdoor ontstond de z.g. potkachel, die tevens de gelegenheid bood daarop te koken.
Brandstof was en bleef kostbaar. Niet alleen voor de armen, maar ook voor de rijkere. Waardoor ook daar, lang niet alle vertrekken werden verwarmd.
Iemands rijkdom kon je daarom afmeten aan de hoeveelheid stookplaatsen. Vandaar de uitdrukking 'zij zitten er warmpjes bij'.
En iedereen wilde daarom op koude dagen graag dicht bij het vuur zitten.
Na het hout en de turf kwam als vaste brandstof eerst de bruinkool en nadat de mijnbouw, door de invoering van de stoommachine die ook volop brandstof nodig had, zich ging ontwikkelen de steenkool in verschillende kwaliteiten van magere tot vette kool met een lagere tot hogere verbrandingswaarde. Deze steenkool kon men echter door de veel grotere warmteontwikkeling niet meer in de eenvoudige plaatijzeren potkachel stoken en daarom werd deze dan ook vervangen door de gietijzeren kolomkachel, waarin men naast hout en turf ook kolen kon stoken.
De plattebuiskachel is hier een mooi voorbeeld van. |
Nadat weer later de antraciet (een betere steenkoolsoort) zijn intrede had gedaan kwam de vulkachel waarin men vrij veel brandstof in kon doen en welke men daardoor langere tijd kon laten branden. Het dagelijkse ritueel van de kachel aansteken behoorde, met een dergelijke kachel, hierdoor tot het verleden.
Soorten brandstof ten tijde van 1943.
Omdat een kachel altijd vrij veel plaats inneemt, ontwierp men tegelijkertijd met de vulkachel een kachel die tegen de achterwand van de stookplaats kon worden gezet. Ook wel haard genoemd.
Naast de hierboven genoemde kachels voor vaste brandstoffen ontstonden er ook kachels waarin men een andere toen goedkope brandstof kon stoken n.l de huisbrandolie (petroleum). Deze kachels hadden als voordeel geen kolenopslag in de schuur, maar een tank in de tuin. Geen kolenkit om de kachel te vullen
en geen asla om te legen en een constante warmte.
(het probleem van de sanering van de in de grond geplaatste opslagtanks is pas gekomen nadat deze manier van stoken niet meer werd toegepast.)
Na de aanleg van het landelijke aardgasnet heeft er een enorme verschuiving plaatsgevonden in de manier van stoken.
Kolen- en oliekachels werden massaal vervangen door gaskachels.
Eerst door vervanging op de plaats waar ze oospronkelijk stonden. N.L. voor de schoorsteen en na invoering van het gesloten verbrandingssysteem ook als gevelkachel.
Ter gelijkertijd vond in de nieuwbouw ook grootschalig de invoering van de centrale verwarming plaats.
Maar ook deze manier van verwarmen nadert thans zijn einde.
hiervoor het onderwerp "Warmtepomp" behorende bij dit onderdeel.
De schouw:Omdat de vuurplek zo belangrijk was, werd het een plek waar je je rijkdom kon tonen.De kap van een middeleeuwse schouw liep schuin omhoog, zoals op naaststaande afbeelding te zien is.
De onderbouw en de boezem, de ingang van de schoorsteen, leenden zich uitstekend voor fraai beeldhouwwerk en een schilderij.
|
Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 23-01-2024
extra informatie behorende bij: | Algemeen: |